woensdag 28 maart 2012

Spelen vs. spel

Kinderen spelen graag.  Ook in de klas.  Het vrij spelen doet hen ontdekken, improviseren, beleven, fantaseren, leren, ... .  Een zinvolle activiteit, dus.  Ook in de klas.  Naast dat vrij spelen hebben kinderen nood aan een duidelijke structuur, aan afgebakende grenzen waarin ze een spel kunnen spelen.  Dat onderscheid tussen spelen en spel maakte Stephen Nachmanovitch in 1990.  Het spelen is de vrije vorm, waarin onder meer creativiteit, eigen inbreng en fantasie van groot belang zijn.  Het spel heeft zijn vooropgelegde regels waardoor een resultaat bekomen wordt.  Nachmanovitch legde eerder ook het nut van het spel in de evolutie uit in zijn bekende citaat: “Without play, learning and evolution are impossible”.

In tegenstelling tot het vrij ontdekken bij het spelen, wordt bij een spel een weg afgelegd.  Deze weg is een route die je naar het opgedragen doel leidt.  Ook hierin kan de speler de nodige vrijheid krijgen.  Er is vaak meer dan 1 weg mogelijk om tot de bestemming te komen.  De bepalingen van het spel zijn echter zo opgemaakt dat door de gemaakte keuzes die de speler maakt, hij al dan niet het doel bereikt.  Deze spelregels worden meestal voor het spel gespeeld wordt, duidelijk gemaakt aan de speler(s).  Soms is het echter zo dat de voorschriften naarmate het spel vordert veranderen, vernauwen of verduidelijkt worden.  

IK GAME, 
JIJ GAMET, 
WIJ GAMEN
Games behoren volgens Nachmanovitch' indeling bij het spel.  Ze bevatten spelregels die moeten nageleefd worden.  Zonder het naleven van deze afspraken zal het opgelegde doel niet bereikt worden.  Er zijn duidelijke grenzen van mogelijke handelingen, acties en vorderingen.  Hoe verder je vooruitgaat in een game, hoe moeilijker die kan worden. 

Vaak bestaan games uit verschillende, opeenvolgende levels.  De trigger wordt telkens verlegd, zodat er meer uitdaging voor de gamer ontstaat.  Er wordt verder gebouwd op de reeds afgelegde weg.  Telkens toegevoegd met nieuwe aspecten die de game nóg interessanter, nóg uitdagender, nóg leerrijker, nóg ... maken.  Door in elk level nieuwe elementen te zien verschijnen, verliest de gamer zijn aandacht niet bij het spelen.  Elke keer opnieuw wordt de gamegrens verlegd.  Deze opbouw zorgt ervoor dat de gamer meer opsteekt over de mogelijkheden waardoor opnieuw een volgend level kan worden bereikt.

ONLINE GAMEN
Ik verzamel met veel plezier allerlei interessante online games binnen verschillende domeinen of thema's om in de klas te gebruiken.  Het voordeel van online games is dat je ze altijd en overal gratis kan spelen, zolang je computer over de nodige plugins beschikt en een vlotte internetverbinding heeft.

Om een verzameling games voor in de klas aan te leggen, beschik je best over een dosis geduld en doorzetting.  Met enige creativiteit vind je voor elk onderwerp een geschikte game.  Het gericht op zoek gaan naar zulke games verwacht eerst best een overzicht van de te behandelen thema's in de klas.  Met een duidelijk beeld van de onderwerpen waarvoor je games wil inzetten, zal de zoektocht efficiënter verlopen.  In het wilde bos van de online batterij gameverzamelingen moet enorm geknipt worden om geschikte games te vinden.  

Online games zijn in de klas te gebruiken voor verschillende doeleinden.  In mijn eigen klaspraktijk onderscheid ik graag twee functies van gamen.  Enerzijds zijn er de educatieve games waar kinderen iets van kunnen bijleren.  Hierbij zijn kennis en vaardigheden over de inhoud van de game van belang.  Deze games zijn vaak ook bestemd voor bepaalde leeftijdsgroepen, afhankelijk van de inhoud van de game.  Bij de educatieve game is de leerwinst tijdens het gamen vaak een prioriteit.  Al mag het spelplezier hierbij niet uit het oog verloren worden.  Deze zorgt ervoor dat het welbevinden en betrokkenheid bij de lesstof hoog gehouden wordt.  De kinderen zijn zich er weliswaar van bewust dat ze die game spelen om er wijzer uit te worden.  Dat is ook wat ze ervan verwachten: bewust en doelgericht gamen in de klas, zodat ze er 'rijker' van worden.  






Een ander soort games die ik in de klas aanbied, zijn de thematische games.  Deze zorgen voor een bepaalde sfeer die ik bij de kinderen wil opwekken tijdens bijvoorbeeld een thema WO.  Hierbij primeert het spelplezier overduidelijk.  De kinderen zullen wellicht iets bijleren tijdens het gamen.  Zaken als taalvaardigheid, sociale vaardigheden en ict competenties zullen ongetwijfeld aan bod komen.  Het hoofddoel van deze activiteiten wijst eerder in de richting van een gegeven stemming weer te geven die volledig opgaat in het thema van andere activiteiten.  De gameopdrachten zijn dan ook een toevoeging op andere taken in de klas.  Vaak worden de thematische games aangeboden tijdens een hoekenwerk of keuzewerk.  




Alle games zijn verzameld op onze yurls.  Regelmatig worden de thema's veranderd.  Aan het begin van het schooljaar deelde ik de url met de ouders om de kinderen ook thuis te laten oefenen.  Regelmatig, vaak bij nieuwe games, maken we een vermelding op het agendablaadje dat de kinderen die avond mee naar huis krijgen.  Van ouders en kinderen krijg ik hier af en toe feedback op.  Fijn om te weten dat de kinderen wat ze op school leerden ook mee naar huis nemen.  Want dat lijkt me vaak nog het moeilijkst bij jonge kinderen: de transfer maken van leerstof naar gebruik in de échte wereld.  

BRONNEN

maandag 26 maart 2012

Wie heb ik aan de lijn?

Mezelf volledig bewust van het nut van leren communiceren, liep de les taal helemaal uit, waardoor die dag de duur van de rekenles aanzienlijk gecomprimeerd werd.  Na de traditionele momenten van het aanvankelijk lezen (letterkennis, woordrijtjes en tekst lezen), wachtte ons nog een interessante activiteit spreken.  Voorzien van een volledig arsenaal afgedankte gsm's en dummy's (met dank aan de plaatselijke telecomwinkel), bereidde ik de eenaatjes voor op hun eigen telefoongesprek.  Het verbaasde me enigszins hoe moeizaam we kwamen tot enige elementaire telefoonbeleefdheid.  Verwonderd dacht ik aan al die goeiemorgends, alstubliefts en dankjewels die dagelijks rond mijn oren vliegen.  De eenaatjes hebben heus wel besef van enige beschaafdheid. En natuurlijk zijn we op school om iets bij te leren. Het zou zonde zijn moesten de leerlingen alles al kunnen en weten nog voor we het hen aan willen leren.  Het zou ons, onderwijzers, overbodig maken, wat natuurlijk niet de bedoeling kan zijn.


De kinderen kunnen mondelinge informatie overdragen en verschillende mondelinge boodschappen van anderen verwerken in relevante situaties in en buiten de school.  (eindtermen lager onderwijs, Nederlands) 


Tijd om te leren telefoneren, dus: "Wat zeg je als je de telefoon opneemt?"  De welbekende K3-hit indachtig wilden we heel graag weten 'met wie we alstublieft spreken?'  We zagen echter over het hoofd om onszelf voor te stellen wanneer we de telefoon opnemen.  Het is natuurlijk zo dat een fictief telefoongesprek in een klassituatie behoorlijk ver staat van de werkelijkheid.  In die geknutselde schoolse wereld kunnen we namelijk gewoon zien wie er telefoneert en wie er opneemt.  Een transfer die voor kinderen van 6 of 7 jaar nog moeilijk te maken is.  Toch konden we ons met enige fantasie voorstellen alsof het echt was.  De telefoons werden doorgegeven in de klas.  Er werd duchtig getelefoneerd en vooral geoefend.  De kinderen kwamen algauw tot een volgend probleem.  Als er gebeld wordt, is dat meestal ook met een bedoeling.  Waarover gaan we praten tijdens ons telefoongesprek?  Deze boodschap komt gewoonlijk van diegene die het initiatief neemt te telefoneren.  Hij zal het onderwerp van het gesprek aandragen.  Het werd al gauw duidelijk dat een telefoongesprek érgens over gaat.  Onze eenaatjes zijn doelgerichte kinderen en zullen dus zeker niet bellen om te bellen.




Zo kwamen we tot een eenvoudige, toch belangrijke structuur voor ons zelf te voeren telefoongesprek.  In staakwoorden werd op het bord genoteerd welke elementen tijdens een telefoongesprek aan bod komen.  Gesteund door enkele drieletterwoorden in een juist geplaatste volgorde bereidden de kinderen hun eigen telefoongesprek voor.  Samen met een partner kozen ze het onderwerp van gesprek.  Er werd nog afgesproken wie er naar wie telefoneerde en de eigenlijke spreekoefening kon beginnen.  Na een intensieve en belangrijke tijd van het gesprekje voorbereiden, bijschaven en bespreken, volgde voor de groepjes die wilden een toonmoment.  



De taalles werd er een van veel indrukken.  Zowel voor de kinderen als voor hun leerkracht.  De beperkte rekentijd die overbleef werd nadien ruimschoots ingehaald.  De telefoonvaardigheden kregen tijdens het daarop volgende hoekenwerk nog een staartje.  De zithoek werd omgetoverd tot een heus callcenter waar de telefonisten de hele voorraad telefoons aangeboden kregen.  Er werden afspraken gemaakt om te komen spelen, samen naar de cinema te gaan, spaghetti te maken, snoepjes te delen en regenwormen voor de kippen te zoeken.  Aan de ene kant van de lijn werd er eventjes op gewezen dat er niet gevraagd werd met wie er gesproken wordt.  Kinderen die elkaar iets kunnen leren... enorm mooi om te zien!

Binnen de lessen spreken kan er een opbouwende leerlijn 'spreken aan de telefoon' opgemaakt worden.  Onderstaande structuur is gebaseerd op het leerplan spreken van OVSG.  
  1. Antwoorden op gestelde vragen.
  2. Precieze en passende vragen stellen en antwoorden geven.
  3. Relevante vragen stellen en antwoorden geven, zodat het gesprek gaande wordt gehouden.
  4. Gespreksconventies respecteren tijdens het vragen en antwoorden.
Aan de slag met telefoons!  Multifunctioneel in de klas.  Te gebruiken in diverse vakgebieden en lessen.  Een kind voelt zich niet zo lekker en wil niet meteen zeggen wat er scheelt, krijgt een stimulans de probleempjes te delen door het aan de (speel)telefoon te zeggen.  Een les drama met de telefoon.  Zoek- en raadspelletjes aan de telefoon.  123Lesidee nam in het thema 'griezelen' enkele kant en klare dialoogjes voor aan de telefoon op.  Op Tekstvaardig kan je terecht voor een 15 bladzijden tellende oefeningenbundel voor telefoongesprekken.  Leerkracht.nl maakte in het thema 'pesten' een leerlijn rond de kindertelefoon.  Verder ook een thema rond communicatie.  Kinderpleinen heeft het onderwerp telefoneren heel erg ruim bekeken, met aandacht voor geschiedenis en technologie.  Op enkele Yurlssites kan je nog terecht voor een verzameling links en opdrachten voor interessante communicatielessen: piekerpad tele-communicatie, mediawijsheid, webpad 112 en fun met media.  

Later bedacht ik nog dat ik misschien nog kansen heb laten liggen.  Ik besefte opeens dat de kinderen de traditionele (of heet dat antieke?) telefoon vermoedelijk niet eens meer kennen.  Die met de draaischijf en hoorn aan een kruldraad.  Het had een lesje tijd kunnen worden.  Techniek toepassen had ook gekund.  Met twee blikken en een strakgespannen koord mekaar 'opbellen' vinden jonge kinderen ongetwijfeld spectaculair.  Telefoons uit elkaar prutsen en weer monteren.  Stof om volgend jaar over na te denken. Ik laat me alvast inspireren door het thema op Encyclopedoe.

maandag 12 maart 2012

Taalbeschouwend communiceren

Taal kan je spreken, lezen, denken, schrijven, helpen, ... Taal is alomtegenwoordig.  Taal is communicatie en communicatie is taal.  Al vanaf hun geboorte komen kinderen in contact met taal.  Zonder zich bewust te zijn van het proces van zender-boodschap-ontvanger, maken jonge kinderen dagelijks deel uit van dit principe.  Ze hebben geen weet van het verloop van de communicatie en zijn niet bekend met de opzet ervan.  Vanaf de kleuterleeftijd komen kinderen in klassituaties veelvuldig in contact met taal.  De kleuterjuf spreekt, benoemt, verwoordt en drukt zich uit.  De kleuters reageren in hun taal op de berichten van hun leerkracht.  Er treedt een wisselwerking op waarbij kleuters constant in contact komen met het juiste gebruik van taal.  


Vanaf de lagere school worden kinderen zich meer en meer bewust van het communicatieproces.  Ze kunnen zich stilaan een beeld vormen hoe een boodschap zal overkomen bij de ontvanger en wat de invloed van die boodschap kan zijn.  Kinderen voelen zich vanaf dan ook deel van de wereld rondom zich.  Een wereld met anderen die  daarin ook een hoofdrol spelen.  Een groot deel van het taalonderwijs dat aan kinderen aangeboden wordt, berust zich op het principe van zender-boodschap-ontvanger.  Door  het onderwijzen van de vier taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren en lezen) worden kinderen zich bewuster van dat principe.  Daarbovenop krijgen kinderen nog een 5de deelgebied tijdens de lessen taal: taalbeschouwing.  In lessen taalbeschouwing wordt stilgestaan wat er met de gebruikte taal bedoeld wordt, waarom taal gehanteerd wordt en hoe die wordt gebruikt en in elkaar zit.  Om over taal na te denken, moet enige abstractie kunnen gemaakt worden.  Er wordt verwacht dat er enige afstand kan gemaakt worden met de taal alvorens hierover te kunnen reflecteren.  Bovendien moet er taal gebruikt kunnen worden om over taal te kunnen praten.  Het kunnen omvatten van het communicatieproces neemt een groot deel in van de leerstof taalbeschouwing.  Hoe communiceer ik het best zodat mijn boodschap juist overkomt zoals oorspronkelijk bedoeld?  Begrijp ik de boodschap die voor mij bestemd is?  Op welke verschillende manieren kan ik een boodschap brengen en wat is het verschil hiertussen?  Het nadenken over communicatie krijgt steeds meer een belangrijkere positie in het onderwijs.  Door leerlingen taalvaardiger te maken, geef je hen meer en betere sociale kansen.  Taalvaardigheid betekent immers de behendigheid om taal te gebruiken op een behoorlijke manier gebruiken binnen relevante communicatieve situaties.  De lessen taalbeschouwing kunnen hierbij een belangrijke rol spelen.  


illustratie: Joke Van Leeuwen


Het mag hier echter niet bij blijven.  Ook binnen andere vakken, lessen en schoolse situaties kunnen kinderen uitgedaagd worden om na te denken over hun taalgebruik.  De rol van de leerkracht is hierbij niet te onderschatten.  De taal die dagelijks in de klas en op school gebruikt wordt, wordt steevast opgepikt door de kinderen.  Een rijk taalaanbod op school is (al vanaf de kleuterklas) erg voornaam.  We willen tenslotte dat de kinderen die we onderwijzen slagen in hun verdere leven.  Kinderen reflecteren al van jongs af aan (onbewust) op het taalgebruik van zichzelf en van anderen.  Ze steken enorm veel op van een interactie met een leerkracht.  Het is zinvol om regelmatig dieper in te gaan op verschillende aspecten van de leerstof, zowel tijdens de lessen taal als tijdens andere vakgebieden.  De expliciete benadering van dat taalgebruik komt aan bod tijdens de lessen taalbeschouwing.  Andere lessen kunnen wat taal betreft gezien worden als inoefenmomenten.  Wanneer kinderen een taalfout gebruiken tijdens interacties, is het van belang hen hierop attent te maken.  Taalonderwijs is een proces, waarin kinderen groeien en de kans krijgen zichzelf te verbeteren.  

Hedendaags taalonderwijs sluit aan bij het ontluikend nadenken van jonge kinderen over taal en over eigen en andermans taalgebruik. Het specifieke van het onderwijs in taalbeschouwing is dat het kinderen ondersteunt om in natuurlijke situaties met meer diepgang over taal en taalgebruik na te denken, te reflecteren.  Wat taalbeschouwing betreft, betekent dit dat kinderen enkel met die taalbeschouwelijke termen en begrippen te maken mogen krijgen, waar ze op dat moment klaar voor zijn. Dus rekening houdend met het niveau van hun cognitieve ontwikkeling en van hun abstractievermogen. (uitgangspunten Nederlands, taalbeschouwing)


Wie op zoek gaat naar een gevarieerd taalaanbod en interessante activiteiten, kan niet rond het Klascementproject 'De Lat Hoog Voor Talen'.  Met ruim 6000 bijdragen van enthousiaste leerkrachten is deze talensite veruit de grootste bron van inspiratie en ideeën voor onderwijzers: kant en klare taalopdrachten, online oefeningen, artikels, documenten, links en ongetwijfeld veel meer.



Voor leerkrachten van de laatste graad basisonderwijs en eerste graad secundair onderwijs bestaat er Neejandertaal.  Een taalmethode die op een constructieve en taakgerichte manier taalonderwijs aanbiedt.  Met de nodige creativiteit die elke leerkracht ongetwijfeld in zich heeft, kunnen de lesfiches ook herwerkt worden naar lagere leerjaren.  Neejandertaal biedt op zijn website 75 lessen taalbeschouwing aan, volledig voorzien van duidelijke handleiding en leerlingenfiches.  Door hier aan te werken, begrijpen de leerlingen meteen het belang van taalbeschouwing en juist gebruik van taal.  De methode stelt voor om veel taken in groep of via partnerwerk te laten maken.  Neejandertaal gaat prat op een nieuwe aanpak.  De leerkracht is niet de hoofdacteur in het lesgebeuren.  De leerlingen krijgen niet eerst een theoretisch kader alvorens deze te reproduceren.  Ze komen zelf tot inzichten tijdens en na het werken aan de opdrachten.  De klassikale evaluatie van elke opdracht/les is echter wel een must om de les te doen slagen.


Op "Taalvorming En Taaldrukken" kan je terecht voor een berg praktische tips en lesontwerpen die je lessen taal extra boeiend kunnen maken.  De website is een digitaal plakboek waarbij tekst en inhoud een samenstelling is uit verschillende bronnen.  Het biedt heel wat kansen om met taal aan de slag te gaan tijdens verschillende vakgebieden. De taalactiviteiten en -info zijn onderverdeeld in vijf verschillende thema's:

  • Taalvisualisatie = een manier van werken waardoor taal zichtbaar wordt;
  • Taalvorming = de ontwikkeling van talige expressieve en creatieve vermogens:
  • Taalexpressie = het vermogen om te zeggen, te schrijven en te drukken wat je op je hart hebt;
  • Taaldrukken = een activiteit waarbij een reeks werkvormen binnen de praktische mogelijkheden ingezet wordt;
  • Taal en beeld = de wisselwerking en afhankelijkheid tussen beelden en taal.

woensdag 7 maart 2012

Wat gaan we leren? #2

We zijn op school om te leren.  Daarover bestaat in onze klas geen twijfel.  We zitten tenslotte in het 1ste LEERjaar.  We leren lezen, schrijven en rekenen en zijn ons daar volop bewust van.  Voor deze drie kernvakken wordt bij ons de basis gelegd om tijdens de verdere (school)loopbaan mee aan de slag te kunnen.  De kinderen worden vaardigheden aangebracht.  Deze zijn eerder op het kunnen gebaseerd dan op het kennen of weten.  Vaak wordt in de klas herhaald waarom de kinderen deze vaardigheden krijgen aangeboden.  Leren lezen is nuttig.  Regelmatig brengen we het belang ervan in de kijker tijdens het technisch leesproces.  Door de leerstof en het leren geregeld in vraag te stellen, geven we kinderen inzicht in de bruikbaarheid ervan.  


Voor rekenen, lezen en schrijven wordt in menig klas een vast stramien gevolgd.  De leerlijnen liggen vast, de opbouw is duidelijk.  Af en toe afwijkend van de methode, maar de basislijnen hiervan zullen grotendeels gevolgd worden.  Wat de muzische vakken en wereldoriëntatie betreft, is er meer ruimte voor eigen inbreng.  Hoe de lessen worden opgevuld, welke thema's aan bod komen en hoe aan de leerplannen voldaan wordt, is meestal de keuze van de leerkracht.  Na het inschatten van de interesses en leefwereld van de kinderen kunnen de onderwerpen gekoppeld worden aan de leerplannen en eindtermen van het vakgebied.  De lessen kunnen echter rijker gemaakt worden door de keuze aan de kinderen over te laten.


In eerste instantie schrikken kinderen bij de vraag: "Wat willen jullie nu leren?"  Ze zijn niet gewend aan de inspraak in het leerproces op school.  Het geeft hen de kans verantwoordelijkheid op te nemen en meer inzicht in hun zelfkennis.  Bovendien zorg je voor een grotere betrokkenheid tijdens het leren.  




Wij startten vorige week het thema 'in de ruimte'.  Tijdens het inleidende klasgesprek kondigde ik het nieuw WO-thema aan, wat meteen laaiend enthousiast onthaald werd.  Honderduit vertelden de eenaatjes hun kennis over de planeten, het heelal, de zon en de aarde.  De doelstellingen uit het leerplan waren al bereikt nog voor het thema startte.  Het deed me grijpen naar een vraag die ik in de klas, naar eigen gevoel, nog te weinig stel: "Wat willen jullie leren over het thema?"  Verbaasde gezichten staarden me aan.  Niet lang daarna kreeg ik de meest verwonderende vragen teruggekaatst.  Ze wilden wel eens weten waarvoor die magneet in de aarde eigenlijk dient.  Ook interessant is, zo werd gesteld, hoe het is om op de maan rond te lopen.  Hoe ver gaat de ruimte eigenlijk?  Waarom draait de aarde?  Hoe kan het dat we soms maar een stuk van de maan zien?  Hoe komt het dat de zon groter lijkt dan de sterren, maar eigenlijk kleiner is?  Ongelooflijk veel interessante vragen, die ik voor het starten van het thema niet aan bod wilde laten komen, maar veel zeggen over de onderzoekende houding van de kinderen.  We losten tijdens het klasgesprek al enkele van de vele vragen op door ze aan elkaar te stellen.  Wat de één weet, kan anderen van hun vragen afhelpen en omgekeerd.  We leerden van en met elkaar.  We vulden elkaar aan met weetjes en informatie. 


Al gauw werd voorgesteld om ruimteboeken van thuis mee te mogen brengen.  We zouden een ware ruimtebibliotheek opstarten in de klas.  Elk moment vrij betekent tijd om in de ruimteboeken te snuisteren, op zoek naar sprekende afbeeldingen en extra informatie.  Zo leerden de eenaatjes al zelf dat hond Laika het eerste dier was in de ruimte.  Hij overleefde de reis jammer genoeg niet.  Met meelijwekkende interesse kreeg ik de foto onder mijn neus geduwd.


Nog meer informatie kunnen we halen van het internet.  's Werelds grootste bibliotheek.  Op verschillende sites gingen we op zoek naar ruimteweetjes allerhande.  De eerste man op de maan, de draaiingen van de aarde en de maan, de verschillende planeten, ... .  Ze hebben voor ons geen geheimen meer.  We gebruikten ook Google Earth om een beeld te kunnen vormen van de aarde, gezien vanuit de ruimte.  Ook de maan en de planeet Mars konden we bekijken.  


Bij het hoekenwerk werd ook een informatiehoek opgebouwd.  Alle weetjesboeken over de ruimte lagen er ter inzag.  Daarbovenop beschikten de kinderen in de infohoek ook over een laptop.  Met behulp van QR-fiches gingen ze op zoek naar antwoorden op hun vragen.  Een activiteit die ik nu voor de 2de maal in de klas breng en opnieuw erg enthousiast werd onthaald.  De kinderen zochten gericht naar info, gingen verbanden zien tussen de info uit de boeken en deze uit de filmpjes.  Er werd over gepraat tijdens het bekijken en lezen.  De vraag of we iets hadden bijgeleerd hiermee, bleek overbodig.  Natuurlijk!  De gevonden antwoorden passeerden de revue.  Gekoppeld aan nóg meer informatie over de zon, maan, planeten en sterren.  


Naast alle weetjes en kennis opgedaan te hebben, hebben de kinderen natuurlijk ook een enorm proces afgelegd tijdens deze activiteiten.  Ze gingen zelfstandig op zoek naar antwoorden op hun eerder gestelde vragen.  Ze stelden zichzelf de vraag wat ze graag wilden bijleren.  Hun interesseveld werd afgetast.  Ze weten dat en waar ze informatie kunnen opzoeken en kunnen die bronnen raadplegen.  Wanneer kinderen zelf op zoek gaan naar informatie, zullen ze deze ook moeten kunnen filteren naar relevantie.  Het geeft hen de nodige verantwoordelijkheid en inspraak in hun eigen leren.  


Wat begon met een onschuldige vraag ("Wat willen jullie leren?") leverde naderhand bekeken een heel rijk leerproces op.  Kinderen leren van en met elkaar en weten hoe ze op zoek kunnen gaan naar antwoorden.


Interesse in de printklare versie van de QR-fiches?  Stuur me gerust een mail.